Bienvenidos 1 libro del alumno Gramática Bloque 1

Anuncio
Bloque I
Para funcionar
1
Los números — De getallen
1 Uno
11 Once
30 Treinta
100 Cien
2.000 Dos mil
1.000.000
2 Dos
12 Doce
31 Treinta y uno
200 Doscientos
3.000 Tres mil
2.000.000 Dos millones
3 Tres
13 Trece
32 Treinta y dos
300 Trescientos
4.000 Cuatro mil
3.000.000 Tres millones
4 Cuatro
14 Catorce
33 Treinta y tres
400 Cuatrocientos
5.000 Cinco mil
4.000.000 Cuatro millones
5 Cinco
15 Quince
40 Cuarenta
500 Quinientos
6.000 Seis mil
5.000.000 Cinco millones
6 Seis
16 Dieciséis
50 Cincuenta
600 Seiscientos
7.000 Siete mil
6.000.000 Seis millones
7 Siete
17 Diecisiete
60 Sesenta
700 Setecientos
8.000 Ocho mil
7.000.000 Siete millones
8 Ocho
18 Dieciocho
70 Setenta
800 Ochocientos
9.000 Nueve mil
8.000.000 Ocho millones
9 Nueve
19 Diecinueve
80 Ochenta
900 Novecientos
10 Diez
20 Veinte
90 Noventa
1.000 Mil
10.000 Diez mil
200.000 Doscientos mil
2.345.678
Un millón
Dos millones,
trescientos cuarenta y
cinco mil, seiscientos
setenta y ocho
Opmerkingen
10 + 6 = 16 : diez y seis = “dieciséis”
Getallen op één en op honderd richten zich in geslacht naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen:
Veintiún asientos
Doscientos invitados
Veintiuna ventanas
Quinientas personas
Vanaf 1.000 schrijven we een punt om de ‘duizendtallen’ en ‘miljoenen’ aan te geven.
Ejemplo: 2.000 = dos mil
8.900.000 = ocho millones novecientos mil
Práctica
Schrijf onderstaand getal voluit:
4.523.786
32
treinta y dos
G ramática
2
La Fecha — De datum
De datum wordt in het Spaans weergegeven met de dag van de week, de dag van de maand en het jaar:
Hoy es....
Estamos a....
Hoy es miércoles, dos de mayo de mil novecientos setenta y cinco.
Estamos a jueves, quince de junio de dos mil cinco.
De dagen van de week
Opmerkingen
Zaterdag en zondag vormen “el fin de semana”. Op
deze dagen wordt over het algemeen niet gewerkt. Op
zondag zijn de winkels gesloten.
Lunes
Martes
Miércoles
Jueves
Viernes
Sábado
Domingo
Práctica
¿Qué día de la semana te gusta más?
El
.
El fin de
semana
De maanden van het jaar
Opmerkingen
De dagen van de week en de maanden van het jaar
worden met een kleine letter geschreven.
Ej.: La reunión es el jueves, 13 de junio.
Práctica
Beantwoord de onderstaande vragen:
¿Cuándo es tu cumpleaños?
El
de
de
.
¿En qué mes se celebra la Navidad?
En
.
Escribe la fecha de hoy:
Hoy es
de
de
treinta y tres
.
33
Bloque I
3
La Hora — De tijd
en punto
y cinco
menos cinco
Naar de tijd vraag je op de volgende manier:
menos cuarto
Es la ... una
menos veinte
Son las ... dos, tres, etc.
1
11
menos diez
¿Qué hora es?
Het antwoord luidt:
12
10
y diez
2
3
9
4
8
y veinte
5
7
menos veinticinco
y cuarto
6
y veinticinco
y media
(Es)
la una
en punto
y media
y cuarto
y cinco
y tres (minutos)
(Son)
las dos
las cinco
menos cuarto
menos tres (minutos)
Opmerkingen
De tijd kan ook vermeld worden zoals die op digitale horloges staat, door de getallen op
het scherm te noemen: Son las veinte quince in plaats van Son las ocho y cuarto.
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen:
20:15
naar de tijd vragen: ¿Qué hora es? Son las cinco y media.
en over tijdstippen praten: ¿A qué hora sale el tren de Madrid? A las cinco y media.
Práctica
Teken jouw horloge met het tijdstip dat het nu aangeeft. Schrijf het voluit in je schrift. Probeer ook zinnen te maken met verschillende tijdstippen.
Es la
.
¿A qué hora sirven el desayuno?
Son las
.
A las
Dibuja la hora
34
treinta y cuatro
.
G ramática
4
El Alfabeto — Het alfabet
Luister hoe de volgende letters worden uitgesproken:
Letter
Naam
Uitspraak
Voorbeeld
A, a
B, b
C, c
CH, ch
D, d
E, e
F, f
G, g
H, h
I, i
J, j
K, k
L, l
LL, ll
M, m
N, n
Ñ, ñ
O, o
P, p
Q, q
R, r
S, s
T, t
U, u
V, v
W, w
X, x
Y, y
Z, z
a
be
ce
che
de
e
efe
ge
hache
i
jota
ka
ele
elle
eme
ene
eñe
o
pe
cu
erre
ese
te
u
uve
uve doble
equis
i griega
zeta
/a/
/b/
/0/, /k/
/c/
/d/
/e/
/f/
/g/,/x/
/¯/
/i/
/x/
/k/
/l/
/j/
/m/
/n/
/J/
/o/
/p/
/k/
/r/, /rr/
/s/
/t/
/u/
/b/
/w/, /b/
/ks/, /s/
/y/, /i/
/0/
Aeropuerto
Bilbao
Cena, Comensal
Chocolate
Dormitorio
Ejecutivo
Farmacia
Gato, Gente
Hotel
Idioma
Jarabe
Kilómetro
Lavabo
Llave
Mesa
Nevera
España
Orejas
Pasajero
Queso
Aéreo, Radio
Salmón
Tarjeta
Urgente
Viaje
Whisky, Water
Taxi, Extranjero
Ya, Buey
Zapatos
Let op de letters G en J:
G+a,o,u = /g/ Gato, Gorro,
Guante.
Gu+e,i = /g/ Guerra, Guiso.
J+ a,o,u = /x/ Jamón, Jota, Jugar,
J+ e,i
G+e,i =
Jengibre, Jinete.
/x/ Genio, Ginebra.
Kijk uit met de letters C, Z en Q:
C+e,i =
Z+a,o,u
/o/ Cereza,
Ciruela, Zapato,
Zorro, Zurrón
Qu+e,i = /k/ Queso,
C+a,o,u=
Quinto, Casa,
Cosa, Cuenta.
Opmerkingen
De Ñ bestaat alleen in het Spaans: España, mañana, compañía.
Práctica
Er is geen klankverschil tussen de B en de V. Beide worden uitgesproken als /b/.
Afhankelijk van waar je bent, kan het zijn dat:
Spel je achternaam.
de C /o/ en de Z /o/ worden uitgesproken als de S /s/ (Latijns-Amerika, zuiden van Spanje en Canarische Eilanden)
de W “uve doble” wordt aangeduid met “doble be” en de V “uve” met “be
corta” (veel landen in Latijns-Amerika).
treinta y cinco
35
Bloque I
5
El Sustantivo — Het zelfstandig naamwoord
Geslacht
Het Spaans kent twee geslachten, het mannelijke en het vrouwelijke.
5.1. Vaak geeft de uitgang –a (vrouwelijk) of –o (mannelijk) een aanwijzing over het geslacht:
Piloto (mannelijk)
Azafata (vrouwelijk)
Camarero
Camarera
5.2. Je moet echter voorzichtig zijn want er bestaan veel woorden die op -a of -o eindigen en juist het
andere geslacht hebben:
El programa (masculino)
La moto (femenino)
Het is belangrijk altijd te letten op het lidwoord, “El”, “La”, omdat dit het geslacht aangeeft.
Er zijn ook woorden die niet tot deze groep behoren en die op andere letters eindigen. In dat geval
wijst de context uit wat het geslacht van het woord is:
Estudiante (mannelijk of vrouwelijk) Hotel (mannelijk) Leche (vrouwelijk)
Huésped (mannelijk of vrouwelijk)
Café (mannelijk) Habitación (vrouwelijk)
Práctica
Kruis de mannelijke zelfstandige naamwoorden in de onderstaande lijst aan:
Portero
X
Restaurante
Avión
Piscina
Lámpara
Reserva
Dormitorio
Baño
Puerta
Cama
Asiento
Recepción
Getal
Om het meervoud van een woord te vormen, wordt er over het algemeen een –s aan toegevoegd:
Cama
Mesa
Recepcionista
Camas
Mesas
Recepcionistas
Als de laatste letter een medeklinker is, moet de –s worden voorafgegaan door een –e:
Habitación
Hotel
Pensión
36
treinta y seis
Habitaciones
Hoteles
Pensiones
G ramática
6
El Artículo — Het lidwoord
Het lidwoord staat vóór het zelfstandig naamwoord. Het kan bepaald of
onbepaald zijn.
6.1. Bepaald lidwoord:
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Voorbeeld
El
masculino singular
=
El avión
La
femenino singular
=
La azafata
Los
masculino plural
=
Los hoteles
Las
femenino plural
=
Las habitaciones
6.2. Onbepaald lidwoord:
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Voorbeeld
Un
+
masculino singular
Un camarero
Una
+
femenino singular
Una señora
Unos +
masculino plural
Unos bares
Unas +
femenino plural
Unas tostadas
Práctica
Maak deze zinnen af:
Ej.: El piloto de la compañía aérea es colombiano.
habitación 987 es muy grande.
Voy a buscar
café me gusta mucho.
Ana va a Italia con
hotel Ritz es fantástico.
En el centro de Madrid hay
hotel en la costa.
amigo.
bares muy tipicos.
Opmerkingen: gebruik van het lidwoord.
Wanneer we het zelfstandig naamwoord al (hebben leren) kennen, wordt het bepaald lidwoord gebruikt:
El piloto es muy bueno (sabemos de qué piloto hablamos)
Door daarentegen te zeggen: He visto a un piloto de Iberia en el hotel, geven we aan dat we niet weten
om welke piloot het gaat, het is een piloot zoals alle anderen.
treinta y siete
37
Bloque I
7
Demostrativos - Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende voornaamwoorden
Enkelvoud
Meervoud
Mannelijk
Vrouwelijk
Mannelijk
Vrouwelijk
Este
Ese
Aquel
Esta
Esa
Aquella
Estos
Esos
Aquellos
Estas
Esas
Aquellas
Ejemplo:
Esto
Eso
[ Este/Ese/Aquel + zelfst. naamwoord mannelijk enkelvoud
Aquello
[
Alleen zelfstandig gebruikt:
= Este señor es japonés
Opmerkingen
De aanwijzende voornaamwoorden staan over het algemeen vóór het zelfstandig naamwoord en richten
zich in getal en geslacht naar dit zelfstandig naamwoord:
Esa maleta (la maleta) es grande
Wordt het aanwijzend voornaamwoord zelfstandig gebruikt, dan wordt het zelfst. nw. weggelaten.
Este/Ese/Aquel + mannelijk enkelvoud
Este es japonés
Zelfstandig gebruikte aanwijzende voornaamwoorden krijgen een geschreven accent om ze te onderscheiden van bijvoeglijk gebruikte aanwijzende voornaamwoorden:
Mira, ésta es Ana y éste es Iván
Het aanwijzend voornaamwoord wordt in het Spaans gebruikt om herhalingen te voorkomen:
Me gustan las maletas con cierre de seguridad. Esas son las que utilizo en mis viajes.
Aquellas, sin embargo, no me gustan.
De voornaamwoorden esto, eso en aquello krijgen nooit een geschreven accent wanneer ze verwijzen naar
een idee, naar iets waarvan de exacte naam niet gegeven wordt of naar iets waarover zojuist is gesproken:
¿Qué es aquello?
Esto es muy raro
Práctica
Maak de zinnen af:
té está muy caliente.
hotel me gusta mucho.
bebidas son muy caras.
asientos son incómodos.
Aquel chico
Aquella chica
Allí, Allá
De drie aanwijzende voornaamwoorden drukken verschillende
graden van nabijheid bij de
spreker uit; deze komen overeen
met de bijwoorden van plaats:
Aquí/Acá,
Ahí,
Allí/Allá
38
treinta y ocho
Ese chico
Esa chica
Ahí
Este chico
Aquí, Acá
G ramática
8
Posesivos — Bezittelijke voornaamwoorden
Bijvoeglijk gebruikte bezittelijke voornaamwoorden
één
bezitter
meerdere
bezitters
Mis
Tus
Zelfst. nw. meervoud:
Sus (de el/ella/usted) + +
Mis tostadas están frías
Nuestros/as
Vuestros/as
Sus (de ellos/ellas/ustedes)
Mi
Tu
Zelfst. nw. enkelvoud:
Su (de el/ella/usted) +
Mi avión sale a las 9
Nuestro/a
Vuestro/a
Su (de ellos/ellas/ustedes)
Opmerkingen
Mi (s)/Tu (s), Su (s) hebben één vorm voor mannelijk én vrouwelijk: Mi maleta / mi abrigo
Nuestro/a (s), Vuestro/a (s) richten zich altijd in getal en geslacht naar het zelfst. nw.: Nuestra maleta / vuestros abrigos
Zelfstandig gebruikte bezittelijke voornaamwoorden
één
bezitter
meerdere
bezitters
El mío/a
El tuyo/a
El suyo/a
Los míos/as
Los tuyos/as
Los suyos/as
Zelfst. nw. meervoud
Mis tostadas están frías
+ Las mías están calientes
Los nuestros/as Mi hermana y yo (nosotras) teneLos vuestros/as mos unos padres muy generosos
Los nuestros son generosos
Los suyos/as
Zelfst. nw. enkelvoud
+ Mi avión sale a las 9
El mío a las 8
El nuestro/a
El vuestro/a
El suyo/a
Wanneer het bezittelijk voornaamwoord niet voorafgaat aan het zelfstandig naamwoord maar dit vervangt,
komt er een bepaald lidwoord voor en neemt het de zelfstandige vorm (mío, mía, míos, mías, etc.) aan.
Opmerkingen
De bezittelijke voornaamwoorden geven de bezitsrelatie aan tussen het zelfstandig naamwoord waarnaar
ze verwijzen en de bezitter.
De bezittelijke voornaamwoorden richten zich in getal en geslacht niet naar de bezitter, maar naar het bezit.
Práctica
Vul in onderstaande zinnen het juiste bezittelijk voornaamwoord in:
Ej.: Su (hotel/de Juan) es muy bonito.
Está cerca de
(casa/de nosotros).
El
Tu jefe es muy serio, el
¿Dónde está el
(de mí) es más simpático.
(hotel/de mí) es pequeño, pero barato.
(de él)?
treinta y nueve
39
Bloque I
9
Verbos: Presente de Indicativo
— Werkwoorden: Tegenwoordige tijd
In het Spaans zijn er drie werkwoordsgroepen:
-AR
-ER
-IR
9.1. Veel werkwoorden zijn REGELMATIG; afhankelijk van de werkwoordsgroep krijgen ze altijd dezelfde
uitgangen:
Yo
Tú
Usted
Él/ella
Nosotros/as
Vosotros/as
Ustedes
Ellos/ellas
-AR
Reservar
reservo
reservas
reserva
reserva
reservamos
reserváis
reservan
reservan
-ER
Comer
como
comes
come
come
comemos
coméis
comen
comen
-IR
Decidir
decido
decides
decide
decide
decidimos
decidís
deciden
deciden
9.2. Andere werkwoorden, zoals “ser” of “estar”, zijn ONREGELMATIG; er doen zich belangrijke
wijzigingen voor in hun vervoeging. De meest voorkomende zijn:
Yo
Tú
Usted
Él/ella
Nosotros/as
Vosotros/as
Ustedes
Ellos/ellas
9.2.1. Sommige
o>ue
Poder
Puedo
Puedes
Puede
Podemos
Podéis
Pueden
Ir
Voy
Vas
Va
Va
Vamos
Vais
Van
Van
Gebruik
“Ser” wordt gebruikt voor blijvende toestanden:
“soy cocinero” “soy peruano”
“Estar” voor toestanden van voorbijgaande aard:
“estoy en Barcelona”
e>i
Pedir
Pido
Pides
Pide
Pedimos
Pedís
Piden
ww’en op -uir: u>uy
Incluir
Incluyo
Incluyes
Incluye
Incluimos
Incluís
Incluyen
u>ue
Jugar
Juego
Juegas
Juega
Jugamos
Jugáis
Juegan
andere onregelmatige werkwoorden verandert de eerste persoon enkelvoud:
ww’en op -acer, -ocer y -ucir
c>zc
Conocer > Conozco
Conducir > Conduzco
Traducir > Traduzco
Hacer
> Hago
40
Estar
Estoy
Estás
Está
Está
Estamos
Estáis
Están
Están
onregelmatige werkwoorden hebben bij een aantal personen klinkerwisseling:
e>ie
Querer
Quiero
Quieres
Quiere
Queremos
Queréis
Quieren
9.2.2. Bij
Ser
Soy
Eres
Es
Es
Somos
Sois
Son
Son
cuarenta
andere werkwoorden
Salir > Salgo
Poner > Pongo
Traer > Traigo
Saber > Sé
Ver > Veo
Dar > Doy
G ramática
9
Verbos — Werkwoorden
9.2.3. En
(vervolg)
tot slot bestaan er werkwoorden met een dubbele onregelmatigheid:
Yo
Tú
Usted
Él/ella
Nosotros/as
Vosotros/as
Ellos/ellas
Ustedes
Tener
Tengo
Tienes
Tiene
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen
Tienen
Venir
Vengo
Vienes
Viene
Viene
Venimos
Venís
Vienen
Vienen
Decir
Digo
Dices
Dice
Dice
Decimos
Decís
Dicen
Dicen
Oír
Oigo
Oyes
Oye
Oye
Oímos
Oís
Oyen
Oyen
Práctica
Maak zinnen met deze elementen:
Ej.: Mi amiga/desayunar/café/todas las mañanas.
Mi amiga desayuna café todas las mañanas.
El avión/salir/a las nueve de la mañana.
Gebruik
.
De Presente wordt gebruikt om:
¿Vosotros/entender/el menú?
te spreken over algemene waarheden, definities, informatie:
Yo no sé hablar español
Las tiendas cierran a las dos
Dos y dos son cuatro
.
Yo/no conocer/ese país.
.
aanwijzingen te geven:
Para ir a la Plaza Mayor, tomas primero la calle Mayor y giras
a la izquierda
over gewoonten en gebruiken te spreken:
Los domingos siempre vamos de excursión
Sus hijas/venir/mañana de Argentina.
.
¿(Tú)/poder abrir/la ventana?
.
te praten over de toekomst:
Mañana voy a clase a las diez de la mañana
De constructie ir a + infinitief wordt gebruikt om een gebeurtenis of
handeling in de nabije toekomst aan te geven:
Mañana voy a viajar a París
10
Pronombres personales
— Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar de betrokkenen bij het gesprek: de spreker (yo, nosotros), de
toehoorder (tú, usted, vosotros, ustedes) en de persoon of het ding waarover wordt gesproken (él, ella, ellos, ellas).
1e persoon
ONDERWERP
Singular
Plural
LIJDEND VOORWERP
Singular
Plural
MEEWERKEND VOORWERP
Singular
Plural
Yo
Nosotros/as
Me
Nos
Me
Nos
2e persoon
Tú/usted
Usted
Vosotros/as,
Ustedes
Te
Lo, (Le) La
Os
Los, (Les) Las
Te
Le
Os
Les
3e persoon
Él/Ella
Ellos/as
Lo, (Le)/La
Los, (Les)/Las
Le (Se)
Les (Se)
cuarenta y uno
41
Bloque I
10
Pronombres personales
(vervolg)
Opmerkingen
Het persoonlijk voornaamwoord vervangt het zelfstandig naamwoord om herhaling te voorkomen.
Lleva el pasaporte al aeropuerto; llévalo (=lleva el pasaporte) por favor.
De persoonlijke voornaamwoorden als lijdend en meewerkend voorwerp staan vóór het werkwoord; als
het werkwoord in de gebiedende wijs, het gerundio of de infinitief staat, komen ze erachter:
Tengo un hermano y una hermana en Santander.
Los veo a menudo, sin embargo los echo de menos.
A: ¿Quieres comer una hamburguesa?
B: No, no quiero comerla (= la hamburguesa)
Wanneer zowel het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp als dat als meewerkend voorwerp
wordt gebruikt, komt het meewerkend voorwerp eerst:
A: ¿Te dejo el bolígrafo para la siguiente clase?
A: Sí me lo dejas me haces un favor.
meew.vw lijd.vw
Wanneer het persoonlijk voornaamwoord LE (meewerkend voorwerp) wordt gevolgd door een lijdend
voorwerp zoals LO, LA, LOS, LAS, dan verandert het eerste (LE) in SE:
A: ¿Le dejo el pasaporte a la azafata?
B: No, todavía no le > se lo dejes
Het mannelijke persoonlijk voornaamwoord voor het lijdend voorwerp in de 3e persoon is LO/LOS, maar
LE, en in uitzonderlijke gevallen LES, mag worden gebruikt als het voornaamwoord verwijst naar personen:
Yo a Iván lo quiero mucho
Yo a Iván le quiero mucho
Práctica
Maak vragen zoals in het voorbeeld:
Ej.: Yo no conozco a esas profesoras
¿Tú las conoces?
Yo no conozco a la azafata.
Mis padres no conocen esos países.
.
Mi hermano no conoce este hotel.
Ese chico no conoce a aquellas chicas.
.
42
cuarenta y dos
.
.
G ramática
11
Verbos — Iets leuk/lekker/fijn vinden
Het werkwoord gustar
Opmerkingen
GUSTAR wordt maar in twee personen gebruikt: de 3e persoon enkelvoud en de 3e persoon meervoud,
afhankelijk van het getal van het zelfstandig naamwoord dat volgt.
Persoonlijk vnw.
Práctica
Verbo Gustar
Vul in zoals in het voorbeeld:
Ej.: A mí no me gusta el toreo.
Me
Gusta
Te
la manzana/viajar
A mi novio
+ zelfst. nw. enkelvoud / infintief
Le
mucho el baloncesto.
A mis amigos
Nos
Gustan
Os
las manzanas
viajar de noche.
A nosotros
las colas en los cines.
+ zelfst. nw. meervoud
Les
12
Preposiciones (en, a, hacia, de) — Voorzetsels
En
Geeft aan op welke plaats iets zich
normaal gesproken bevindt.
El pasajero está en el avión.
A, Hacia Geeft beweging aan.
Voy a Londres mañana.
Práctica
Let op het lidwoord dat
bij de voorzetsels A en DE
staat:
Vul het juiste voorzetsel in:
A + EL
Carmen no está
casa, siempre va
supermercado a esta hora.
= AL
DE + EL = DEL
De
Geeft herkomst aan.
El avión procedente de Lima
Vengo de China.
13
Adverbios — Bijwoorden
Ej.: Voy al coche
El museo del Prado
Yo siempre compro aceite
Mañana salgo
girasol.
Santander.
Van hoeveelheid
Nada
Poco
Algo
Mucho
Bastante
Práctica
Maak zinnen met deze bijwoorden.
Ej.: A mí me gusta mucho la sopa de pescado.
Ej.: Me gusta mucho el zumo de naranja
cuarenta y tres
43
Descargar