SOLO LE PIDO A DIOS (T. en M. Léon Giéco) Solo le pido a Dios Que el dolor no me sea indiferente Que la reseca muerte no me encuentre Vacio y solo, sin haber hecho lo suficiente Ik vraag alleen aan God Dat ik niet onverschillig zou zijn voor het lijden. Dat de droge dood mij niet zal vinden, leeg en alleen, Terwijl ik niet genoeg heb gedaan. Solo le pido a Dios Que lo injusto no me sea indiferente Que no me avofeteen la otra mejilla Después de que una garra me arañó esta suerte Ik vraag alleen aan God Dat het onrecht mij niet onverschillig zou laten; Dat ze mij niet op de andere wand zouden slaan Nadat een klauw het geluk van mij heeft weggerukt. Solo le pido a Dios Que la guerra no me sea indiferente Es un monstruo grande y pisa fuerte toda la pobre inocencia de la gente Es un monstruo grande y pisa fuerte toda la pobre inocencia de la gente Ik vraag alleen aan God Dat de oorlog mij niet onverschillig laat; Het is een groot monster dat de arme onschuld van het volk met geweld vertrappelt. Solo le pido a Dios Que el engaño no me sea indiferente Si un traidor puede más que unos quantos Que esos quantos no lo olviden fáacilmente Ik vraag alleen aan God Dat bedrog mij niet onverschillig zou laten; Als één verrader meer macht heeft dan enkelingen, Dat die enkelingen dat niet zo gemakkelijk vergeten. Solo le pido a Dios Que el futuro no me sea indiferente Deshauciado está él que tiene que marchar a vivir una cultura diferente Ik vraag alleen aan God Dat de toekomst mij niet onverschillig zou laten Dat de hoop niet ontnomen wordt aan hem die op weg is om in een andere cultuur te gaan leven.